Paardenskelet in het Nationaal Miltair Museum

Het skelet van een strijdros

In het museum ligt een bijzonder paardenskelet tentoongesteld. Dit skelet is afkomstig van een opmerkelijke vondst uit 2010: het is één van de 66 paardenskeletten die werden ontdekt in de uiterwaarden van de Maas, op slechts acht kilometer afstand van het centrum van Maastricht. Het paardengraf roept veel vragen op. Wat is hier gebeurd? En waarom zijn al deze paarden hier begraven?

Het paard als transportmiddel

Reizen is in de 17e eeuw moeizaam, ongemakkelijk en zelfs gevaarlijk. Bijna alle wegen zijn in die tijd onverhard en veranderen tijdens natte seizoenen in modderpoelen. Bewoners van het platteland komen vaak hun leven lang niet verder dan het gebied binnen een straal van vijf kilometer rondom hun woonhuis. Mensen van adel en kooplieden zijn mobieler dankzij hun paard.

Het paard wordt ingezet als transportmiddel en lastdier, daarmee is het een onmisbaar onderdeel van de maatschappij. De mens dankt al eeuwenlang zijn mobiliteit aan dit dier. Naast de benenwagen en de scheepvaart is het paard de enige vorm van transport in de 17e eeuw. Pas na de Tweede Wereldoorlog verdwijnt het nut van het paard als transportmiddel en lastdier. Zijn plek wordt voorgoed ingenomen door de trein, auto, vrachtwagen en het vliegtuig.

Een van de oudste opgezette paarden staat in Stockholm en sneuvelde ook in 1632 op het slagveld. Foto: Livrustkammare.

Strijdpaarden

Ook het leger is sterk afhankelijk van paarden. Enerzijds voor de bevoorrading en het transport van kanonnen, anderzijds hebben de geharnaste ruiters behoefte aan sterke strijdpaarden. Niet ieder boerenpaard is geschikt voor oorlogvoering. Daarom moeten er grote hoeveelheden strijdhengsten worden gefokt.

Barokpaard

Lokale merries worden voor dat doel gekruist met Spaanse, Italiaanse en Oosterse hengsten. Hierdoor ontstaat een sterk paard dat we tegenwoordig het ‘barokpaard’ noemen. Dit type paard kenmerkt zich door een schofthoogte tussen de 150 en 160 cm, een licht gebogen neusprofiel, weelderige manen, een lange staart en een compact, gespierd lichaam met een krachtige achterhand. Uit dit type paard ontstaat onder andere het huidige Friese paard.

Een kurassier verzorgt zijn paard. Foto: Royal Collections, 405321.

Kurassiers

Eind 16e eeuw wordt het vuurwapen steeds belangrijker. Lange tijd rijdt de lansier, net als de middeleeuwse ridder, rond met een lans als hoofdwapen. In 1597 wordt definitief afscheid genomen van de lans en wordt de zware cavalerie (kurassiers) uitgerust met een harnas en twee lange pistolen. De strijdhengsten moeten sterk genoeg zijn om de kurassier met zijn volledige wapenrusting te dragen. Ze worden speciaal voor de hectiek van het strijdtoneel afgericht.

Trainen voor het slagveld

De oefeningen die de Lipizzaner-paarden vandaag de dag nog doen in de Spaanse rijschool in Wenen zijn daar een goed voorbeeld van, want deze oefeningen zijn van oorsprong bedoeld om het paard te trainen voor het slagveld. Vooral de oefening ‘capriole’, waarbij het paard met zowel voor- als achterbenen van de grond komt, spreekt tot de verbeelding. Mocht de ruiter door voetsoldaten worden ingesloten, dan is het paard dankzij deze aangeleerde techniek letterlijk in staat om van zich af te trappen en zo te ontsnappen uit een gevaarlijke situatie.

Tijdens het africhten leert het paard naar achteren te trappen. Foto: Rijksmuseum.
Eén van de paardenskeletten gevonden te Borgharen. Tussen zijn ribben wordt een kogel aangetroffen.

Gesneuvelde paarden

In 2010 wordt bij Borgharen, een plaats in de buurt van Maastricht, een graf met daarin 66 paardenskeletten ontdekt. Deze oorlogspaarden zijn gesneuveld tijdens het Beleg van Maastricht in 1632. De skeletten worden aangetroffen in een gedempte gracht vlakbij het ruiterkampement van Herman Otto van Limburg-Stirum (1592-1644). Deze luitenant-generaal van de cavalerie van het toenmalige Nederlandse leger is tijdens het beleg met zijn troepen gelegerd rondom Borgharen. De paarden zijn waarschijnlijk gewond geraakt bij de strijd in het verderop gelegen Itteren. Hier weet Van Limburg-Stirum te voorkomen dat de Spanjaarden de Maas oversteken. De gewonde paarden hebben nog wel het kampement kunnen bereiken, maar zijn bij terugkomst alsnog overleden of moesten vanwege hun ernstige verwondingen worden afgemaakt. Dit wordt bevestigd door enkele schedels waarin een kogel is aangetroffen.

Doodsoorzaak

Het merendeel van de skeletten bestaat uit mannelijke paarden met een gemiddelde leeftijd tussen de 4 en 10 jaar en een schofthoogte tussen 146 en 160 cm. Het paardenskelet in de presentatie van het Nationaal Militair Museum is 4 jaar oud, heeft een schofthoogte van 149 cm en is een gecastreerde hengst (ruin). Bij het skelet zijn vier hoefijzers gevonden en tussen de ribben is een kogel van 10 gram aangetroffen. Dit is precies het gewicht dat in de 17e eeuw wordt gebruikt voor een loden kogel in een radslotpistool. Het toont aan dat dit paard is gesneuveld tijdens een gevecht met de vijandelijke ruiterij.

Conservator NMM Jeroen Punt
"Het toont aan dat dit paard is gesneuveld tijdens een gevecht met de vijandelijke ruiterij." Jeroen Punt, conservator