Nazorg door de eeuwen heen
Het werk van militairen heeft een keerzijde. Hoewel zij goed zijn voorbereid op hun taak, is er altijd kans op lichamelijke of geestelijke verwonding en zelfs de kans om te sneuvelen. Wij zijn als samenleving verantwoordelijk voor de inzet van militairen. Dat brengt ook de plicht met zich mee nazorg te bieden aan militairen en hun nabestaanden.

Chirurgijns
Vaak wordt gedacht dat in de 17e eeuw gewonde soldaten na een veldslag aan hun lot werden overgelaten. Dat is niet het geval. Iedere compagnie had al een gewondenverzorger en binnen het veldleger gingen ook meerdere chirurgijns (artsen) mee voor het behandelen van gewonde soldaten. Militaire ziekenhuizen bestonden nog niet; gewonde militairen werden ondergebracht in stedelijke ziekenhuizen. Invalide of oude soldaten, gingen werkzaamheden in een vesting of fort verrichten. Langdurig arbeidsongeschikten konden op voorspraak van hun meerdere een uitkering van de overheid ontvangen. Dit was in 1603 ook het geval met soldaat Pieter Fijt, die tijdens het beleg van Oostende een musketkogel in zijn bovenbeen kreeg. De kogel kon niet gevonden worden en Pieter leed jarenlang grote pijn.

Ziekenfonds en militaire hospitalen
Aan het begin van de 18e eeuw was het aantal chirurgijns in het leger toegenomen en had ieder regiment zijn eigen geneesheer. In grote garnizoenssteden zoals Den Bosch en Breda werd een ziekenfondssysteem opgezet. Door wekelijks een klein bedrag af te staan, was iedere soldaat verzekerd van geneeskundige hulp. Speciaal voor invalide soldaten werden in 1737 vijf compagnieën opgericht. Zij deden dienst in de vestingsteden van Delft, Woudrichem, Naarden, Klundert en Woerden.
In deze tijd werd ook het eerste permanente militaire ziekenhuis in Maastricht opgericht. De dokter van het militair hospitaal voerde ook de keuring voor arbeidsongeschiktheid uit. Zo bepaalde hij dat de 49-jarige ruiter Jan Delplane werd afgekeurd. Jan had tijdens de Slag bij Ramillies in 1706 een verwonding aan het rechterbeen opgelopen en kampte met langdurige kortademigheid, tegenwoordig één van de symptomen van PTSS.

‘Buijten sinnen’
Soldaten die een schokkende of traumatische ervaring hebben meegemaakt, konden daar een psychische aandoening aan overhouden. We noemen dit nu PTSS (posttraumatische stressstoornis). Tegenwoordig worden militairen daarvoor behandeld. In de 17e eeuw was er echter nauwelijks geestelijke gezondheidszorg. Soldaten die een oorlogstrauma opliepen, werden simpelweg betiteld als ‘buijten sinnen’. Doordat er geen adequate behandelmethode voor deze patiënten was, konden de klachten verergeren. Als dit tot onhandelbaar gedrag leidde, kreeg iemand het stempel ‘krancksinnich’ . De enige oplossing was om deze patiënten onder te brengen in een ziekenhuis. Zo werd in 1635 de ‘krancksinniche soldaet’ Joachim Conincxbergen ondergebracht in het ziekenhuis van de stad Groningen.

Van invalidehuizen naar Centraal Militair Hospitaal
In 1801 werd landelijk bepaald dat verminkte onderofficieren en manschappen naast een jaarlijks gage ook een extra financiële toeslag ontvingen. Ook werd voor het eerst een militair ereteken voor gewonden ingevoerd. Dit stoffen embleem toonde twee gekruiste zwaarden met de tekst ‘verminkt in de verdediging van het vaderland’. Het was daarmee de voorloper van het huidige Draaginsigne Gewonden.
Militair Invalidehuis
Er ontstonden ook initiatieven om invalide en bejaarde soldaten die alleen komen te staan, onderdak te bieden. In 1817 opende het Militair Invalidehuis in Leiden en in 1863 volgde het Koloniaal Militair Invalidenhuis ‘Bronbeek’. Dit laatste tehuis was aanvankelijk alleen voor militairen van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) bedoeld, maar biedt vanaf 2015 onderdak aan alle oud-militairen van de krijgsmacht. Aan het begin van de 20ste eeuw was de kennis van de medische wetenschap enorm toegenomen. Zo ontstond er een Centraal Militair Hospitaal in Utrecht. Na de Tweede Wereldoorlog konden revaliderende militairen terecht in het Militair herstellingsoord in Doorn, nu het Militair Revalidatie Centrum.
Geestelijke gezondheidszorg
Met de ontwikkeling van de medische wetenschap in de 19e eeuw veranderde ook de kijk op de geestelijke gezondheidszorg. Het simpelweg opsluiten van patiënten volstond niet meer. Met nieuwe methoden werd geprobeerd patiënten te behandelen. Hierdoor ontstonden in deze periode diverse instellingen (gestichten) voor geesteszieken. Het doel van de gestichten was de genezing van de geesteszieken. Tijdens de Eerste Wereldoorlog ontstond er meer kennis over oorlogstrauma’s. Het werd in verband gebracht met heftige bombardementen en kreeg de benaming ‘shellshock’. Het zou nog tot in de jaren ’80 duren voordat het ziektebeeld de huidige benaming kreeg: PTSS (posttraumatische stressstoornis). Tegenwoordig heeft Defensie een aparte afdeling voor het behandelen van psychische problemen: de Militaire Geestelijke Gezondheidszorg (MGGZ).

"Vaak wordt gedacht dat in de 17e eeuw gewonde soldaten na een veldslag aan hun lot werden overgelaten. Dat is niet het geval." Jeroen Punt, conservator