Nederlandse soldaten met mortier rond 1930.

Granaten voor de infanterie

Hoewel vuurwapens die vanaf de voorkant werden geladen, in de 19e eeuw werden vervangen door wapens die vanaf de achterzijde met munitie werden gevuld, is één type voorlaadwapen nog steeds wereldwijd in gebruik: de mortier. Sinds de invoering ervan blijft de mortier onverslaanbaar in het verschieten van ontploffende munitie op een relatief korte afstand via een kromme baan.

Krombaan geschut

Tijdens de loopgravenoorlog van 1914-1918 was er een behoefte ontstaan om de infanterie te voorzien van zwaardere wapens. De troepen waren ingegraven in loopgraven en vooral krombaan geschut, dat met een kromme boog vanuit de ene loopgraaf naar de andere kon schieten, bleek effectief. Met name de ontwikkeling van mortieren nam een snelle vlucht.

Nederland, dat neutraal was tijdens de oorlog, volgde de ontwikkelingen op de voet en zou vanaf 1932 een mortier voor de infanterie in gebruik nemen. Dit zou het zwaarste wapen worden dat ter beschikking was voor de voetsoldaten en voor het eerst kon de infanterie nu ook ontploffende munitie verschieten.

Nederlandse militairen in Nederlands-Indië vervoeren een mortier per paard, c.1948.

De mortier van 8

De mortier die het Nederlandse leger in gebruik nam (en die twee jaar later bij het koloniale leger werd ingevoerd), was van een Brits-Frans ontwerp van de firma Stokes-Brandt en verschoot granaten van 81 mm. De mortier stond in het Nederlandse leger bekend als de ‘mortier van 8’. Dit wapen bestond uit een gladde schietbuis met een losse grondplaat en een tweepoot.

Eenvoudig te bedienen

De 81 mm mortier is een zeer eenvoudig te bedienen wapen dat via de voorzijde van de loop werd geladen. De bediening bestond uit drie man. Transport kon per kar of paard gedaan worden, of desnoods door de bemanning zelf. Door de kruitlading van de granaat te variëren, kon er geschoten worden op diverse afstanden tot een kleine 4 kilometer. Behalve ontploffende granaten, kon er met de mortieren ook gekozen worden voor andere soorten munitie, zoals rookgranaten en lichtgranaten.

In gebruik tot na de Tweede Wereldoorlog

Hoewel de ‘mortier van 8’ al in 1932 was ingevoerd, zou dit wapen tot na de Tweede Wereldoorlog in gebruik blijven bij de Nederlandse strijdkrachten en een grote rol vervullen tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog. De lichte mortier van 81 mm bleef een succes. Om het bereik ervan te vergroten, ontwikkelde de Artillerie Inrichtingen in de jaren ’60 een granaat die met raketondersteuning afstanden tot bijna 7 km kon bereiken.

Een mortiergranaat met raketaandrijving, gemaakt door de Artillerie Inrichtingen, 1968.
Schiet en Richtwedstrijd "the Battle" voor 81 mm mortieren op het Artillerie Schietkamp Legerplaats Oldebroek. Bron: Ministerie van Defensie

Nieuwe generatie

Momenteel hebben de landmacht en de mariniers nog steeds een 81 mm mortier in de bewapening. Deze wordt ook nog steeds door drie man bediend en op de traditionele wijze via de voorzijde van de gladde loop geladen.

In 2021 werd het contract met de Duitse firma Hirtenberger getekend voor levering van de nieuwste generatie 81-mm mortieren. Qua principe nog steeds volgens het eeuwenoude principe werkend: een gladde buis waarbij via de voorzijde munitie wordt geladen die dan met een kromme baan de lucht ingaat. Naast de 81 mm mortier, zijn er ook versie in gebruik in de kalibers van 60 mm en 120 mm.

Conservator NMM Mathieu Willemsen
"Het afvuren van munitie door een gladde pijp gebeurt al eeuwenlang. De mortier is daarmee het meest ouderwetse wapen dat nog gebruikt wordt." Mathieu Willemsen - Conservator